Keuterboeren

 

Over het wel en wee van de keuterboeren binnen de Haarler marke is veel minder bekend. In de markeboeken zijn vele vermeldingen te vinden van afdrachten van pacht of verschillende afgravingen, maar een compleet beeld schetsen is moeilijk. Een vroegste, maar incompleet, overzicht dateert uit 1583.[1] Zo is er sprake van een katerstede, bij het erve Loenink, waar Thonis ingen camp woont. Het heeft niet veel te beduiden en is in bezit van Herman Wolters. Dat geldt ook voor de katerstede Nijenhuis, met als bewoner Geert ten Nijenhuijs. Deze is eigendom van Jan van Niel. Verder zijn er “twee erffuen Themelrijck ende Vegenvuijr genoempt, nieuw aengeslagen landt zijnde, toe Haerloe voersz. gelegen., Diewelcke beijde wuest ende belmondich liggende, behaluen een stuck, dat bij Thonis jnt Dulfft toegeseijt is”. De erven zijn dan in bezit van Jonffrouw Crijt uit Deventer die ook de katerstede van Wijcher jngen Ramest bezit. De hoofdgeld en vuurstedenregisters bieden een hernieuwd inzicht in de samenstelling van de bevolking omstreeks 1675. Naast de 17 gewaarde erven blijken er 20 keuterboerderijen te staan. In de daaropvolgende vijftig jaar lijkt de bevolkingsgroei niet te stoppen, bij de volkstelling in augustus 1748 er is sprake van 77 woningen in de buurtschap. Ook staat er dan een Spijker op de Haarlerenk. Duidelijk is dat in de tussenliggende tijd delen van de Zuidbroekte, Lurkeers en de Twilhaar zijn ontgonnen.

Het betalen van de pacht door de keuterboeren lijkt in die tijd voor grote problemen te zorgen. In 1677 wordt er besloten dat er beslag zal worden gelegd op de woningen van alle keuters de grote betalingsachterstanden hebben opgelopen.[2] Deze zouden vervolgens openbaar geveild en verkocht worden tijdens de markevergaderingen, als uiterste blijk van goede wil werd er besloten om maximaal 8 dagen uitstel van betaling te verlenen. Wat deze verordening tot gevolg heeft gehad, is onbekend. Twintig jaar later komt op de vergadering van 12 juli 1698 de problematiek hernieuwd ter sprake. Dreigende met de resoluties van 1677 wordt opnieuw gedreigd met executoriale verkoop.[3]

Vanaf de invoering van het kadaster in 1832 is het mogelijk om een complete reconstructie te maken van de boerderijen en bewoners in Haarle. Er staan dan 123 boerderijen, een kerk met pastorie en een molen. Ook blijkt dat er sprake is van enige kernvorming. Met de kerk als middelpunt, tussen de noordelijk en zuidelijk gelegen gewaarde erven, en enkele erven in de directe omgeving lijkt Haarle langzamerhand uit te groeien tot een dorp.

——————————————————————————–

[1] Quohier.

[2] Markeboek I blz. 30.

[3] Markeboek II, blz. 6.